De kracht van boosheid en skiën
Begin januari ben ik voor het eerst met de kinderen (5, 7 en 8) samen naar de wintersport geweest. Voor mij was het inmiddels al weer een paar jaar geleden, maar voor de kinderen was het de eerste keer dat ze echt bewust gingen skiën. Al tijdens de eerste dag bleek dat de jongste het eigenlijk gewoon nog veel te leuk vond op een slee in de sneeuw. (Zeker als je een soort lopende band hebt waarop je steeds weer naar boven kan met je slee, raak je de hele dag niet uitgeput!) De middelste, een jongen, zit behoorlijk goed in zijn vel. Dat is echt zo'n ventje dat geboren is met een lijf waar hij zich thuis in voelt. Geen enkele fysieke inspanning is teveel of te eng. De tweede dag skiede hij al met de groep mee en hoefde je eigenlijk geen rekening meer met hem te houden (behalve als hij er in zijn onbesuisdheid gewoon vandoor ging zonder ook maar op iemand te letten).
De oudste, een meisje, is iemand die veel in haar hoofd zit en met haar handen werkt. Tekenen, knutselen, lezen, schrijven, rekenen, etc. zijn allemaal zaken waar ze erg goed in is. Die ze geweldig leuk vindt. Daar staat tegenover dat haar lijf haar eigenlijk een beetje vreemd is. Al sinds de eerste gymles op school is duidelijk dat fysieke inspanning niet helemaal "haar ding" is.En plotseling stond ze dan op de ski's, om een week lang de hele dag met haar lijf bezig te zijn.
Nu waren wij er niet alleen, want ook 4 neefjes en nichtjes waren mee die allemaal al goed kunnen skiën en snowboarden. Voor de oudste was dat de stimulans om haar best te doen, want ze is behoorlijk trots, en wat de anderen kunnen, dat kan zij ook! Met af en toe een verbeten gezicht, een enkele traan, maar vooral een ijzeren wil ("Ik laat me niet kennen!") kreeg ze het skiën onder de knie.
Ergens rond de derde dag begon er echter een patroon te ontstaan. Zo aan het eind van de dag, tegen de tijd dat we naar boven moesten voor de laatste afdaling naar het dal (een erg lange en ingewikkelde) begon ze boos te worden. Niet een klein beetje boos, maar behoorlijk boos. Als papa ben je dan natuurlijk als eerste het haasje als er geen broertje of zusje in de buurt is om ruzie mee te maken. De eerste keer doe je dat als vader een beetje af. Het is tenslotte al een lange dag geweest en de moeheid straalt gewoon van haar af. De tweede keer vindt je dat ze niet zo moet gaan mokken, ook al is ze nog zo moe. Ze kan zich best gedragen. Maar de derde dag werd ik nieuwsgierig.
Op mijn vraag waar ze nou zo boos over was, antwoordde ze dat ze op alles boos was. De piste, de skiërs, de bomen, op mij, op zichzelf, het maakte niet uit. Vervolgens mocht ik niet meer voor haar skiën, maar wilde ze als eerste zelf naar beneden. Ik moest maar volgen. Met verbeten gezicht ging ze dan. Beneden aangekomen moesten we dan nog met een lift naar boven voor die laatste afdaling. Dat was een moment waarop je eigenlijk geen woord met haar moest wisselen. Niets was goed. Maar mijn suggestie om het gewoon rustig aan te doen en samen met mij met de lift terug te gaan in plaats van met de groep die laatste afdaling te doen was al helemaal verkeerd.
En dan gebeurde er steeds het verrassendste van de dag. Zo na een paar honderd meter op die laatste piste, liet ze de groep gaan, maakte ze zich niet meer druk en was ze aan het ontspannen. Ze kon dan de lol weer zien. En het maakte op een gegeven moment zelfs niet meer uit dat de rest al in de lift was geklommen toen we beneden waren aangekomen.
Ik realiseerde me dat ze die boosheid gewoon nodig had. Nodig had om de kracht in zichzelf aan te spreken. De kracht die ze nodig had om met de groep mee te doen. Om toch nog die laatste afdaling te maken. Waar ze behoorlijk tegenop zag, maar waar ze zichzelf persé wilde bewijzen. Zij kon wat iedereen kon. Hoe boos ze ook moest zijn, ze zou het doen.